Tijdens de Weimarrepubliek, na de Eerste Wereldoorlog, werd Duitsland getroffen door een periode van extreme hyperinflatie. Dit was grotendeels te wijten aan verschillende factoren, waaronder de zware herstelbetalingen opgelegd door het Verdrag van Versailles, de financiële last van de oorlog, en een gebrek aan vertrouwen in de Duitse economie. De overheid begon geld bij te drukken om de oorlogsuitgaven te financieren, waardoor de waarde van de Duitse mark snel daalde.
De hyperinflatie bereikte haar hoogtepunt in 1923, toen de Duitse mark zo waardeloos werd dat mensen hun geld letterlijk in kruiwagens moesten dragen om dagelijkse benodigdheden te kopen. De prijzen stegen zo snel dat ze soms meerdere keren per dag veranderden.
In deze chaotische economische omstandigheden hadden postzegels een bijzondere rol. Postzegels waren een wettig betaalmiddel voor het versturen van post, en ze werden steeds meer gezien als een betrouwbare vorm van valuta in vergelijking met de steeds waardelozer wordende mark. Mensen begonnen postzegels te verzamelen en te gebruiken als alternatieve valuta om goederen en diensten te kopen. Dit leidde tot een enorme stijging van de vraag naar postzegels.
De Duitse posterijen konden de situatie niet bijhouden en hadden te maken met een tekort aan postzegels. Om aan de vraag te voldoen, begonnen ze noodpostzegels uit te geven, vaak met hoge nominale waarden om te voldoen aan de inflatie. Deze noodpostzegels waren soms slechts enkele dagen geldig voordat ze werden vervangen door nieuwe uitgaven met hogere nominale waarden. Sommige postzegels uit deze periode hebben daardoor extreem hoge nominale waarden, zoals miljarden marken.
De hyperinflatieperiode had dus een aanzienlijke impact op postzegels, zowel in termen van hun rol als alternatieve valuta als in de uitgiftepraktijken van de Duitse posterijen. Deze gebeurtenissen hebben de Duitse postzegeluitgiften uit die tijd tot enkele van de meest interessante en gewilde verzamelobjecten gemaakt voor filatelisten over de hele wereld.